‘De Zwemkom’- Frans J. Peters

                                                                                                             

‘Ik ben er trots op zo oud en nog zo gezond te zijn, hoewel ik nog nooit heb gebaad’.

Deze woorden sprak het 70-jarige gemeenteraadslid Van der Steen toen er in de tachtiger jaren van de negentiende eeuw sprake was van het openen van een gemeentelijke zweminrichting. Hij en velen met hem waren niet zo overtuigd van het nut van het zwemmen. Derks, een collega-raadslid, was er zelfs van overtuigd dat bij degenen, die gingen zwemmen andere bedoelingen meespeelden.

 

Kon de gewone Bossche burger nergens terecht, voor de militairen van het garnizoen ’s-Hertogen-bosch was er echter al wel een zwemgelegenheid. Sinds 1842 bij Fort Orthen, daarna aan de Diezedijk tegenover de Citadel. En na 1874 kreeg het garnizoen grond ter beschikking voor de aanleg van een exercitieveld én een zwembad bij de Hinthamerpoort aan het Hinthamereinde. Dit militaire zwembad lag in de rivier de Aa, op de plaats waar later de Oranjebuurt en een kerk werd gebouwd.

De meer gegoede burgers van de stad konden gedurende bepaalde uren tegen betaling (abonnement f. 2,50 per jaar) gebruik maken van dit militaire zwembad naast de Watertoren.

 

Voor de gewone Bosschenaar echter was er vóór 1884 een verbod voor zwemmen in het openbaar. Dat stamt nog van 18 augustus 1779. De Hoogschout en Schepenen van ’s-Hertogenbosch vaardigden toen een verbod uit op zwemmen binnen de stad. De jeugd, maar ook vele volwassenen hadden ‘de onbeschaamheid van aan de groote en kleine Hekels, aan den Bleik by den Papenhulst, in de Haven en meer andere plaatsen binnen deeze Stadt, in het oog der Menschen, zich moedernaakt uit te kleeden en in het water te swemmen tot geen geringe aanstoot van het Publik’. De boete bedroeg toen f. 3,=. De helft was voor de officier en de andere helft voor de aanbrenger. Wie niet kon betalen ging voor acht dagen op water en brood in de Gevangenpoort.

Later werd dit verbod enigszins verzacht. In de negentiende eeuw gold dat men niet mocht zwemmen als het binnen 300 meter vanaf straten, wegen of huizen zichtbaar was.

Maar desondanks werd er toch gezwommen o.a. in de Zuid-Willemsvaart. Bij de gemeente kwamen daarover veel klachten binnen, waarop besloten werd de straffen drastisch te verhogen tot f. 25,= boete (in die tijd was dat drie weken loon) of drie dagen gevangenisstraf.

 

Regelmatig werd in de gemeenteraad gesproken over het al dan niet aanleggen van een zwembad. Dat kwam mede doordat de Gezondheidscommissie steeds vaker er op begon te wijzen dat zwemmen van belang was voor de volksgezondheid.

Uiteindelijk stemde op 31 juli 1883 de gemeenteraad in met het voorstel en kon met de aanleg van een zwembad een aanvang worden genomen, zij het dat er een hoge schutting omheen moest om inkijk tegen te gaan. Het werd gerealiseerd in een zij-arm van het riviertje de Aa aan de Noordwal (in de buurt van de stadskwekerij en thans het wooncomplex Munteltuinen). Via een bruggetje over de Aa kon je er komen. De Bosschenaren spraken al gauw van de ‘zwemkom’. Deze was dus vooral bestemd voor de gewone Bosschenaar en in eerste instantie uitsluitend voor mannen. Omstreeks 1905 kregen de vrouwen de gelegenheid gedurende bepaalde uren gebruik te maken van de zwemkom. Zondags werd er geoefend door de Bossche Reddingsbrigade.

 

Maar toch waren vele mensen niet gelukkig met zowel de gemeentelijke zwemkom als met het militaire zwembad. Wat te denken van het volgende berichtje dat een onbekende Bosschenaar in de Bossche courant schreef op 30 juni 1887: ‘een toneel wordt gevormd door burgers en militairen die het terrein onmiddellijk aan de rivier de Aa grenzende tot hunne badkamer hebben gekozen. Vanuit het plantsoen langs de Oostwal gaande heeft men nu het gezicht op deze opene badkamer, die pas een zedenkwetsend uitzicht aanbiedt’.

 

Oudere Bosschenaren kunnen zich nog wel Koos Vogel herinneren. Koos was de toezichthouder, die tevens de jongens leerde zwemmen. Als je dacht dat je voldoende kon zwemmen voor het diepe, moest je voor Koos ‘de proef’ afleggen. Dat was gewoon een bepaalde afstand zwemmen en een keer duiken. Koos bepaalde dan of je geschikt was voor het diepe.

 

Om onder andere het zwemmen in de Dieze tegen te gaan, stelde gemeenteraadslid Jimmink in de raadsvergadering van 4 mei 1925 voor om alle kinderen beneden 13 jaar gratis gebruik te laten maken van de gemeentelijke zwemkom. Helaas sneuvelde dit voorstel met 17 tegen 7 stemmen.

Omdat enerzijds de militaire zwemkom de waterafvoer van de Aa belemmerde en anderzijds de gemeente grond nodig had om twee nieuwe woonwijken te realiseren, namelijk De Bossche Pad en de Hinthamerpoort, werd al in 1920 gesproken over het op den duur laten verdwijnen van het militaire zwembad. De gemeente was hierover in onderhandeling met het Ministerie van Oorlog. In een brief van 12 juli 1923 van de Directeur van Gemeentewerken aan de Majoor Garnizoenscommandant van ’s-Hertogenbosch schrijft eerstgenoemde ‘opheffing te verkrijgen van de militaire zwemkom alhier, welke door haar plaatsing in de rivier de Aa, voor deze afwatering dikwerf hoogst storend werkt. Tevens is de aanwezigheid van deze kom daar in de laatste jaren minder gewenscht geworden tengevolge van de daar tot standgekomen intensieve bebouwing der stadsuitbreiding’.

Met de Minister van Oorlog werd reeds in 1920 een principe-overeenstemming bereikt ‘in dier voege dat Zyne Excellentie heeft doen weten in beginsel geen bezwaar te hebben tegen gemelde opheffing, mits ter vervanging aan het garnizoen een zweminrichting werd ter beschikking gesteld danwel medegebruikmaking van eene gemeentelyke zweminrichting werd verzekerd’.

Desondanks schrijft de Garnizoenscommandant op 20 juli 1923 aan de burgemeester dat hij ‘de eer heeft mede te deelen, dat hoewel ik in beginsel geen bezwaar heb tegen opheffing van de militaire bad- en zweminrichting en medegebruik van de militairen van eene gemeentelijke zweminrichting, ik in het onderhavige geval toch bezwaar moet maken tegen opheffing van de militaire bad- en zweminrichting alhier.

Deze inrichting voorziet toch in eene werklelijke behoefte voor eene redelijke zweminrichting beter dan de thans bestaande gemeentelijke inrichting, die čn wat waterverversching čn wat grootte betreft verre ten achterstaat bij de militaire, hetgeen reeds blijkt uit het groot aantal burgers, dat reeds sinds jaren verzocht heeft van de laatste inrichting gebruik te mogen maken. Beide inrichtingen naast elkaar kunnen vooral in de warme dagen slechts nauwelijks aan de behoefte van zwemmen van burgers en militairen voorzien. Afschaffing van de militaire inrichting in casu de beste der beiden zou m.i. de gelegenheid om te zwemmen zoowel voor de burgers als voor de militairen geheel onvoldoende maken. Ik kan U dan hiervoor ook niet mijne medewerking verzekeren, zoolang de gemeentelijke inrichting niet čn wat waterverversching čn wat capaciteit betreft zoodanig verbeterd is, dat op de thans bestaande toestand niet achter uitgegaan wordt.

De gemeente blijft bij monde van de directeur van Gemeentewerken bij de garnizoenscommandant toch aandringen op opheffing. Zelfs het Waterschap “De Aa beneden Helmond” bemoeit zich met deze kwestie en pleit ook voor opheffing van het zwembad t.b.v. een geregelde waterafvoer in de Aa.

Hoewel de garnizoenscommandant niet meewerkt, is de Minister van Oorlog akkoord met opheffing als er maar wordt gezorgd voor voldoende en behoorlijke vervanging van zwemgelegenheid voor het garnizoen. De gemeente doet maart 1924 de minister een voorstel: het garnizoen was intussen belangrijk ingekrompen en de gemeentelijke zwemkom was de laatste jaren aanmerkelijk verbeterd en uitgebreid en ook voor komend seizoen stond er nog verbetering en uitbreiding op stapel. Daarom wil de gemeente driemaal per week twee uren aanwijzen voor gebruik door het garnizoen. Daarnaast zal aan alle militairen en hun gezinnen buiten die uren gelegenheid worden gegeven kosteloos gebruik te maken van het bad, ook op tijden dat dit voor de burgers enkel tegen betaling geschiedt.

Toch zou het nog tot 1 augustus 1927 duren. Toen ging uiteindelijk de Minister van Financiën akkoord met de overdracht van het militaire zwembad aan de gemeente voor een bedrag van f. 6.850,= met als voorwaarden:

  1. nieuwe zwemgelegenheid voor militairen moet tot stand komen;
  2. de gemeente moet op haar kosten muren, schuttingen, loopbrug e.d. rond deze percelen opruimen;
  3. dat de Staat recht van terugkoop van de grond krijgt voor een bedrag van f. 5,= per m2.

Maar nu ging de gemeente dwarsliggen: de prijs was te hoog. De Minister komt dan op 24 november 1927 de gemeente tegemoet en kent een tegenwaarde toe van f. 2.850,= voor het militaire gebruik van de gemeentelijke zwemkom. Dus is de prijs teruggebracht tot f. 4.000,=.

Nog is de gemeente niet tevreden. Maar op 21 december 1927 wordt dan toch overeenstemming bereikt met de Minister van Financiën en wordt voor f. 2.000,= de militaire zwem- en badinrichting gekocht. Deze hele kwestie heeft dus 7 jaren geduurd.

 

Door de gemeente werden toen onderhandelingen gestart met het bisdom om op dit terrein o.a. een kerk te bouwen, de Parochiekerk H. Antonius en H. Barbara. In de volksmond werd de naam al gauw de Bartjeskerk, omdat de nieuwe pastoor Barten de bouwpastoor was. De gemeente stelde de grond gratis ter beschikking aan het bisdom. Deze kerk is gesloopt in 1996.

Omdat men in die tijd vond dat bij een kerk ook een school hoorde, kocht de gemeente nog een stuk water van het Rijk bij het voormalige militaire zwembad voor de prijs van f. 400,=. Het totale aankoopbedrag was daarmee gesteld op f. 2.400,=.

 

Ten behoeve van het bouwen van de Oranjebuurt, krijgt de N.V. Aannemersbedrijf v/h firma T. den Breejen van den Bout uit Berg en Dal eind 1930 van de gemeente opdracht het terrein bouwrijp te maken. Hiervoor wordt 800.000 m3 zand uit de Maas gebruikt voor de prijs van f. 0,44 per m3. Hiervan neemt het Rijk f. 0,17 per m3 voor haar rekening.

 

Vanaf toen konden dus militairen en burgers terecht in de zwemkom.

Maar velen waren niet erg tevreden met de zwemkom, o.a. de RK Vrouwenbond. Deze wilde voor de vrouwen betere voorzieningen krijgen. De zwemmogelijkheid voor vrouwen viel op dagen en uren dat de meeste vrouwen er geen gebruik van konden maken. De keus bleef dan of niet zwemmen of naar de IJzeren Man in Vught gaan, wat uiteraard tijdrovend en te duur was. Dit en nog andere oorzaken leidden er toe dat de gemeente ging nadenken over het inrichten van een nieuwe zweminrichting.

Op 31 december 1931 werd door de gemeenteraad besloten om in de IJzeren Vrouw een zwembad aan te leggen. Aan dokter Diamant werd om advies gevraagd. Deze stelde nog twee personen voor, namelijk dokter Kortbeek, voorzitter van de ’s-Hertogenbossche Reddingsbrigade en de heer W. Mommers, vertegenwoordiger van de Bond tot redden van drenkelingen Noord-Brabant.

 

 

‘De IJzeren Vrouw’

 

Al in 1925 werd door de Dienst Gemeentewerken gesproken over het inrichten van ‘het meertje in de IJzeren Vrouw als zwembassin’.

In een brief van 2 november 1931 maakte het College van B & W aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Landbouw haar voornemen bekend om ‘jeugdige werkloozen dezer gemeente te werk te stellen aan het maken van een nieuw zwembad aan de IJzeren Vrouw. Het zal vrij veel eenvoudig werk zijn dat door ongeoefenden en beginnelingen kan worden uitgevoerd’.

De ‘zwemkom in de zij-arm van de Aa’ heeft tot 1934 dienst gedaan. Daarna is deze gedempt en werd het in gebruik genomen als bouwgrond.

 

Op zaterdag 26 mei 1934 wordt de nieuwe zweminrichting ‘De IJzeren Vrouw’, welke dus nagenoeg geheel in werkverschaffing is uitgevoerd, officieel in gebruik gesteld. Vele notabelen werden hiervoor uitgenodigd, o.a. de Minister van Sociale Zaken en de Commissaris van de Koningin.

Maar de animo bij hen was blijkbaar niet zo groot, want de Minister van Sociale Zaken meldde dat in verband met ‘ambtelijke werkzaamheden hij helaas is verhinderd om bij deze voor de gemeente zo belangrijk gebeuren aanwezig te zijn’. Ook de Commissaris van de Koningin is ‘tot zijn leedwezen’ verhinderd. De Griffier der Staten van Noord-Brabant, Vincent Cleerdin, bericht dat tot zijn spijt, ‘wegens ambtsbezigheden buiten de stad’, hij ook verhinderd is. Zelfs de voorzitter van de Noord-Brabantschen Zwembond ‘deelt tot zijn leedwezen mede dat wegens ambtsbezigheden hij verhinderd is’. De heer C.J. Gudde, Hoofd van de School Jan Schöfferlaan 14, bericht dat hij ‘wegens een oefening van den LUCHTWACHTDIENST op zaterdag 26 mei 1934 in werkelycken dienst is opgeroepen, waardoor hij tot zijn spijt aan de vereerende uitnoodiging geen gevolg kan geven’.

Wel komt de Garnizoenscommandant Luitenant Kolonel H.Ch.G. Baron van Lawick.

Namens de Minister van Sociale Zaken werd het zwembad officieel geopend door de heer van Geelen.

 

Mocht de opening dan niet gebracht hebben wat men ervan verwachtte, de nieuwe zweminrichting ‘De IJzeren Vrouw’ kende in ieder geval wel een goede start. In het eerste jaar 1934 werden er 168 gezinsabonnementen verkocht, 515 abonnementen voor volwassenen en 562 abonnementen voor kinderen en trok het zwembad dat jaar 77.199 bezoekers.

Het jaar werd afgesloten met een batig saldo van f. 3.482,24 bij een omzet van f. 9.325,79.

Al met al geen slecht resultaat.

 

Op 23 juli 1941 stuurde de Gedeputeerde Staten aan alle gemeenten in de provincie een brief met de mededeling:

De bezettende macht heeft doen weten dat zij er grooten prijs op stelt dat in de hier te lande bestaande bad- en zweminrichtingen op voldoend ruime schaal gelegenheid bestaat tot gemengd zwemmen. Wordt die gelegenheid niet geboden dan zal de bezettende macht ingrijpen, in welk geval alle tot dusver bestaande beperkingen zonder meer zouden komen te vervallen.

Intussen was er in het park door de politie ook een bord aangebracht met de tekst: “Baden auszerhalb des Strandbades verboten. De Stadtkommandant”.

 

Gezien de zeer zware vernielingen in de oorlog en de hoge herstelkosten (geraamd op f. 75.779,31) werd nog even overwogen om het zwembad niet meer te herbouwen en maakte men plannen om op het terrein van de toenmalige stadskwekerij een technische zweminrichting met zowel open als overdekte bassins te bouwen. Dus op het oude zwemkomterrein. Maar dit is niet doorgegaan en men heeft het zwembad ‘De IJzeren Vrouw’ herbouwd. In de zestiger jaren is ook dit zwembad verdwenen en vervangen door het overdekte Brabantbad, dat echter ook al weer verleden tijd is. Daarvoor in de plaats werd bij Sportpark ‘De Vliert’ het Sportiom gerealiseerd.

 

Geraadpleegde literatuur / dossiers:

 

·         ‘De Bosch als de dag van gisteren’, deel 3

·         J.A.M. Roelands, ‘Straat in, straat uit’

·         H. Bruggeman/R. van Tiel, ‘De historie van een bijzondere stadswijk in ’s-Hertogenbosch’

·         Driemaandelijks tijdschrift ’s-Hertogenbosch 1998 deel 4, uitgave Stadsarchief ’s-Hertogenbosch

·         Stadsarchief ’s-Hertogenbosch: dossiers 20761, 20021, 20022, 10855, 11279, 18763, 18846 en 19951.