Dag 16, 27 februari 2003

In tegenstelling tot de vluchtelingen is voor mij hier elke dag een andere dan alle andere dagen. Vandaag stond voor een groot deel in het teken van de multiculturele muziek-en dansuitvoering vanuit de verschillende mensen die hier verblijven.
Wel was ik al om 8.30 uur in mijn atelier om nog wat te schilderen. De kunstenaar kon vandaag niet komen schilderen vanwege het optrommelen van de andere Soedanezen voor hun optreden. Al dagen hebben ze het er ’s avonds over. Het leek heel wat te beloven: zang, dans, zelfs een sketch en daarbij moesten ze ook nog wat rokjes naaien die ze erbij aan wilden en een soort stierenhoorns voor op het hoofd. Alleen moest dat allemaal vandaag nog gebeuren terwijl het “open podium” vanmiddag om 14.00 uur van start zou gaan. Ondertussen, ik kwam er toch langs, nog wat foto’s gemaakt van een prachtige Afrikaanse vrouw op leeftijd. Ze wist precies hoe ze op de foto wilde. Een foto zittend op haar bed, 1 terwijl ze zogenaamd melk in een pan doet, 1 terwijl ze in het badkamertje haar handen wast en 1 foto naast de televisie. En als toegift heb ik er nog een van haar voor de studio gemaakt. Tezamen met haar room-mates wilde ze ook nog wel een gospel laten horen tijdens het “open podium”.
Veel heen en weer geloop met tussendoor wat schilderen.
Ik had bericht gekregen dat de journalist van het Brabants Dagblad die mij in december 2002 over “Zon en Zee” geïnterviewd had zo rond 14.00 uur zou komen om te zien hoe het hier in zijn werk gaat met mij, mijn werk, het sociaal toerisme en de vluchtelingen.
Maar zoals gewoonlijk liep alles anders dan anders. De trommels waren gearriveerd. Voor weinig geld had de Surinamer ze kunnen huren en er geld voor gekregen van de directrice. Ze stonden buiten opgesteld en al vrij snel begonnen er een aantal mannen als vanzelf op te trommelen. Aan de kant van de buitenplaats stond een keyboard opgesteld waarbij de Armeniërs door het getrommel heen hun liederen aan het oefenen waren. Op het moment dat zij het oefenen opgaven werd hun plek alweer ingenomen door een ruige jongen met zweetband om het hoofd met zigeuneruiterlijk die “Fur Elize” door het getrommel heen liet horen. Maar waar bleven de Soedanezen in godsnaam? Afdeling Tibet meldde zich met de mededeling dat ze allemaal toch te verlegen waren om iets te ondernemen. Alleen de Tibetaanse die eerder voor mij op doek heeft geschreven wilde wel speciaal voor mij dansen op haar muziek in traditionele kledij. En dat terwijl ze verrekte van de buikpijn, omdat ze al 3 maanden niet ongesteld is geweest. De Indiër de me vertelde dat hij zo mooi kon zingen nam plaats tussen de trommelaars, maar zijn hoge tere stem was niet hoorbaar en verlegen lachend trok hij zich terug ik het publiek. De muzikale sociaal assistente had Iraniërs meegenomen waarmee ze prachtige liederen ten gehore bracht, waarmee er enig structuur aangebracht leek in de chaos. Het begin was gemaakt. Nu wilden we wel een Afrikaans lied uit Angola, maar die durfden niet. De Tibetaanse dan maar. De muziek werd in de stereo gedaan en ze begon verlegen haar danspasjes te maken. Al snel voegde de prachtige enorm volle Afrikaanse “moeder aarde” (waarvan ik een portret heb gemaakt) zich bij de verfijnde Tibetaanse, zodat ze niet langer kwetsbaar oogde. En binnen mum van tijd kropen alle Tibetanen uit hun schulp en verdrongen ze zich op de “dansvloer”.
Maar waar bleven die Soedanezen toch? Ik ging maar eens even op zoek. In de studio van de kunstenaar was 1 iemand relaxed aan het roeren in een pan ondertussen kijkend naar de t.v. Ja, de kunstenaar was bij iemand anders op bezoek. Uiteindelijk had ik hem opgespoord. De kunstenaar vertelde me dat hij toch echt met een vriend mee naar het ziekenhuis moest om te vertalen. De man heeft het nl. aan zijn hart. En ze hadden begrepen dat de act morgen plaats moest vinden.
Vanuit haar wit plastic tuinstoel genietend van de de zon en sigaret riep de vrouw van het sociaal toerisme me toe dat de journalist was gearriveerd en dat hij op zoek was naar mij. Voorovergebogen over zijn tas, waarschijnlijk op zoek naar zijn bloknootje zag ik hem al staan. Zijn eerste vraag was:”Hoe lang ben je hier eigenlijk toeschouwer geweest?”
Voordat ik hem op sleeptouw nam langs de verschillende mensen die ik hier heb leren kennen, hebben we nog even genoten van de gospels die door prachtige zwarte dames ten gehore werden gebracht. En toen dit uitmondde in een massaal dansfeestje door alle vrouwen heb ik me er toch ook even in gestort en de journalist even gelaten voor wat hij was.
Op bezoek bij de Armeniërs uit Rusland, met veel zoetigheid en lekkere koffie, op bezoek bij de Afghanen met chips bij thee met veel melk, kijken naar mijn schilderijen en als afsluiting lekker met de handen eten bij de Soedanezen en het werk van de kunstenaar bekijken. Het was leuk hem een kijkje te laten nemen in de wereld die de afgelopen maand mij helemaal in beslag heeft genomen. De journalist nodigde me uit deel te nemen aan een debat wat gehouden zal gaan worden in theater Bis in Den Bosch op zondag 16 maart van 14.00 uur tot 16.00 uur. Mijn schilderijen zouden daar ook een rol in kunnen spelen. Ik heb er ja tegen gezegd en vind het ontzettend spannend…
Eigenlijk zijn de zonnen, dus de dagen op. Maar er is nog de dag van het afscheid: de vrijdagochtend. Samen met de kunstenaar onze portretten afgeschilderd en hij zijn olieverfschilderij op doek. Ik had hem de dag ervoor een heel pak papier gegeven waarop hij heel groot in verschillende kleuren geschreven had: “We cannot give you anything but love” met de namen van de Soedanezen eronder. Met een dikke keel nam ik het papier in ontvangst.
Mijn vriend en dochter zouden me op komen halen. Alle zwarte mannen stortten zich op mijn blauwogige blonde kleine meisje van bijna 3 jaar. Ze wilden haar allemaal aanraken, optillen en kussen. Niet meer alleen in die wonderlijke wereld, mijn gezin is weer compleet, weer terug naar de orde van de dag met pijn in mijn hart.